Ik vrees een beetje dat deze Erica Roozendaal, een prille dertiger met een onbeschrijflijk straffe beheersing van dat geweldige instrument, dat accordeon heet, hier bij ons een al te onbeschreven blad is. Nochtans kunt u haar kennen van haar rol in de Shtetl Band Amsterdam, waarmee ze niet zo lang geleden een heel fraaie plaat uitbracht onder de titel “Roots & Shoots Live”. Erica, die al op haar achtste accordeon begon te spelen, was in Nederland al snel “uitgestudeerd” en trok naar Kopenhagen om daar haar muziekstudies verder te zetten en, wijl ze dan toch terplekke was, deed ze niet alleen haar bachelor en master in Denemarken, maar voegde er een tweede master aan toe, deze keer in het Noorse Oslo.
Het moet zijn dat Erica enige passie voor Scandinavië ontwikkeld heeft, want voor de opnames van deze, haar eerste soloplaat trok ze naar IJsland, waar ze in het kerkje van Húsafells drie dagen in de weer was met het opnemen van negen nummers, deels oude dingen, deels recente, deels andermans werk en deels eigen arrangementen of compositie. Violist Bert Vos van de Shtetl Band Amsterdam bracht hier en daar wat viool aan en Frank Aarnink, afkomstig uit Hengelo, maar naar IJsland geëmigreerd, zorgde voor de schaarse percussie die op de plaat waar te nemen valt.
Zo’n (bijna)-soloplaat is een hele onderneming, maar ik moet zeggen dat Erica molto con brio in die moeilijke opgave slaagt en dat blijkt al meteen uit “Looking on Darkness”, een aartsmoeilijk, maar immens prachtig stuk dat de Deense componist Bent Sörensen in 2010 schreef voor Erica’s Noorse leraar Frode Haldi en dat zijn titel ontleent aan sonnet n° 27 van Shakespeare: een heel fijne mix van traditionele folk en klassieke compositie maakt van dit tien minuten lange stuk het ideale middel voor Erica om haar technische kunnen te etaleren en tegelijk haar maturiteit als vertolkster te tonen. Uit het boek der Geneefse Psalmen komt het “Geestigh Liedeken”, dat hier gekoppeld wordt aan een Amsterdams volkswijsje “Lofzang op het eten van wildbraad”.
De titelsong haalde Erica dan weer bij de Spaanse componist J.M. Sanchez-Verdú, iemand met wiens muziek ze in contact kwam toen ze een tijdje in San Sebastian studeerde en woonde. Zijn compositie is haast even belangrijk om wat er staat, als om wat weggelaten wordt en dus “stilte” is. Wie wil horen waartoe moderne accordeonmuziek zoal kan leiden, moet dit eens beluisteren: heerlijke stuff, waar je meteen verslingerd op bent. Bredero komt nogmaals aan bod in “’s Nachts rusten de meeste dieren”, waarvan ik hier verneem dat het oorspronkelijk “wellustige jongelingen” heette. Erica blijft bij de oude Nederlandse muziek met “Met Sinen Blancken Swaerde”, een bewerking door Igor Iofe van het alom bekende “Het Daghet in den Oosten”.
Pièce de résistance van de plaat is het meer dan 11 minuten durende “Murmur in The Wind” van de van oorsprong Iraanse, maar tegenwoordig in Canada verblijvende componist Farshid Samandari: hier worden werkelijk alle uithoeken verkend van het terrein dat een accordeon kan bestrijken en dit mag misschien niet het meest toegankelijke stuk van de plaat zijn, onder meer vanwege het gebruik van voor ons ongebruikelijke toonladders en technieken, het is wel ongelooflijk mooi. Bij wijze van afwisseling gaat Erica terug naar oud werk van Nederlandse oorsprong: “Die Nachtegael in ’t wilde” is een dansversie -met viool van Bert Vos- van de “Wellustige jongelingen”, die ook al in het vierde nummer beschreven en bezongen werden. Van de Groningse dichteres Ida Vos komt de tekst “Stil”, die Erica zelf van muziek voorzag en ik mag elk van u oproepen om eens wat van de gedichten van deze grote dame te lezen: “Vijfendertig Tranen”, waar “Stil” uit afkomstig is, is bijzonder mooi, maar ook “Miniaturen” en “Dansen op de brug van Avignon” lonen de moeite. Niet dat ik méér van de dame in huis heb, maar die drie verdienen alleszins herontdekt te worden.
Afsluiter “Rememories” bestaat eigenlijk uit twee delen: het eerste is een herneming van de “Zang op het eten van wildbraad” en het tweede verwijst alweer naar Bredero en zijn “Kom ik eens recht bedwingen” en in beide stukken hoor je bijzondere percussie-inbreng van Frank Aarnink, die ritmes opwekt met lepels en stenen.
Ik stel vast dat ik bijzonder veel regels over heb voor deze plaat die, naar mijn gevoel, niet genoeg met lof omhangen kan worden: ondanks haar jeugdige leeftijd, slaagt Erica Roozendaal er in te klinken als een heel volwassen en doorgewinterde muzikante, die daarenboven ongebreideld nieuwsgierig in het leven staat. Zulke mensen moeten we koesteren, want ze zijn voorzien van antennes, die dingen capteren waar u en ik geen benul van hebben. Dat zij dit ook voor u en mij beluisterbaar kan maken, vind ik een geweldig cadeau en ik mag zeker niet afsluiten zonder een woordje over te hebben voor de heel fijne verpakking van de plaat: hier is met veel toewijding en zorg aan gewerkt. Zalig!
(Dani Heyvaert)